Voor hun leven op aarde zijn mensen, dieren en planten op elkaar aangewezen. Met de uitwisseling van maar enkele elementen – zuurstof, koolstofdioxide en water – is hun stofwisseling onlosmakelijk met elkaar verweven. Het begint met de fotosynthese. De fotosynthese vormt de basis van alle leven op aarde. Planten zijn pas levensvatbaar nadat ze konden kiemen met water dat ze uit een vruchtbare bodem halen. Dit is het begin van het leven van een plant. Als dan de eerste lentezon de grond opwarmt ontstaan scheuren in de grond, en begint een plantje zich in de grond af te tekenen. Zeker met magnesium en nitraat voeden de wortels zich om te kunnen groeien. Het plantje groeit naar het licht. Komt bij lange dagen warmte en een zachte regen, en het gekiemde zaadje heeft de kracht om uit zichzelf tot een plant uit te groeien.
In het bijzonder koolstofdioxide en water voeden hun levensverrichtingen. Met een precisie, die in hun DNA opgeslagen zit, bouwen planten uit anorganische koolstofdioxide (CO2) en uit water (H20) organische stoffen als suikers, vetten en eiwitten. In die voedzame stoffen en in alle andere organische stoffen die we nodig hebben om te leven is koolstof (C) het centrale element. Wat koolstof zo bijzonder maakt, is dat het lange ketens van koolstofatomen kan bouwen en kan binden met waterstof (H) en zuurstof (0) tot stabiele moleculen, precies zoals bij suikers, vetten en eiwitten. Met koolstof bouwen planten evengoed vitaminen en andere werkzame organische stoffen, die ze samen met de mineralen, vetten, eiwitten en suikers opslaan in hun wortels en zaden. Anders gezegd, planten die men natuurproducten noemt, barsten van de nutriënten. Dat mensen en dieren levenskracht putten uit planten, hebben ze te danken aan de voedingstoffen die planten voortbrengen. Ze zijn de meest ideale voedingsbron in de voedselketen om de stofwisseling optimaal te laten functioneren, alleen al omdat ze de aanvallen van buitenaf op ons lichaam helpen tegenhouden, en zo het gevaar van ziekte afwenden.
Koolstof doorloopt een kringloop: denk maar aan de koolstof in dode planten die als fossiele brandstof (gas, steenkool) wordt hergebruikt. Zoals koolstofdioxide een afbraakproduct is dat in de lucht opgaat bij de verbranding van fossiele brandstoffen, en bij het uitademen door mens en dier volgend op de energieproductie, zo dient koolstofdioxide als bouwstof voor de fotosynthese. De zuurstof die bij de fotosynthese vrijkomt, wordt door de planten aan de lucht afgestaan. Aldus zorgen de vele planten op aarde en in zee voor een zuurstofrijke omgeving. Uitgerekend zuurstof hebben mensen en dieren nodig. Zuurstof, die onze longen inademen, is een onmisbare schakel in het complexe mechanisme dat onze stofwisseling heet. Zuurstof geeft als het ware de kracht om de spieren te laten samentrekken, om te groeien, om oude cellen door nieuwe cellen te vervangen.
Alles in de natuur streeft naar evenwicht: pas als de aarde meer planten voortbrengt, kan de uitwisseling van zuurstof en koolstofdioxide bij planten, mensen en dieren blijven doorgaan zolang de bevolking er toeneemt. Het komt voor dat tijdens reacties met zuurstof onstabiele verbindingen ontstaan. Onstabiele verbindingen brengen het leven van planten, mensen en dieren in gevaar, waaraan ziekten toegeschreven worden (lees vrije radicalen). Mensen zijn planten- en diereneters. Uit planten en dieren halen we voedingstoffen, die men als micro- en macronutriënten onderscheidt. Tijdens de stofwisseling veranderen voedingstoffen in lichaamseigen stoffen, tijdens een proces van katabolisme en daaropvolgend een proces van anabolisme. Pas dan kunnen onze cellen de voedingstoffen als brandstoffen, bouwstoffen of beschermende stoffen benutten.
Koolhydraten, vetten en eiwitten zijn brandstoffen, die inzetbaar zijn voor de energieproductie bij de mens. Dat geldt voor vet (glycerol en vetzuren), voor koolhydraten (glucose, fructose, galactose), en voor eiwitten (de aminozuren). Er komt behoorlijk veel energie vrij terwijl onze stofwisseling de brandstoffen, met behulp van zuurstof, omzet. Die energie dient voor een deel om ons warm te houden, en voor een ander deel om prestaties te leveren – om de spieren te bewegen, voor de hersenactiviteit – en voor de opbouw of de vernieuwing van lichaamsweefsel. Dankzij de warmte die vrijkomt blijft de lichaamstemperatuur op 36,7˚C. Bij koorts stijgt de temperatuur. Het geeft aan dat je een infectie hebt opgelopen. De eenheid van warmte wordt uitgedrukt in calorieën of in joule.
Verteerbare koolhydraten zijn de ideale brandstoffen voor onze stofwisseling: ze voorzien onze cellen snel van energie, en anders dan de vetten leveren koolhydraten amper energie (1 gram koolhydraten produceert 4 kcal). Met verteerbare koolhydraten bedoelen we suiker en zetmeel. Door suiker verkrijgen voedingsmiddelen een zoete smaak, terwijl zetmeel de vertering vertraagt, of bindkracht aan gerechten verleent. Ze beschrijven vezels als onverteerbare koolhydraten. Zij zijn opgebouwd uit lange, vaak vertakte suikerketens. Natuurproducten hebben de meeste vezels van alle voedingsmiddelen, en daardoor zijn onbewerkte natuurproducten onze garantie tegen welvaartsziekten. Vezels halen in ons een aantal beschermende eigenschappen naar boven net omdat ze niet verteerbaar zijn. De energie die uit vezels wordt vrijgemaakt, is verwaarloosbaar: 0 tot 2 kcal/g vezels.
Vet vormt onze isolatie, die ons tegen koude beschermt. Onze vetlaag zorgt voor een onbeperkte brandstoftoevoer. Een kleine hoeveelheid vetrijk voedsel levert veel energie (men zegt dat vet energie-dense is): uit amper 1 gram vet halen we 9 kcal energie. Toch zijn gezonde vetten onmisbaar. Als bouwstenen van onze celwanden, bijvoorbeeld. En niet het minst omdat gezonde vetten onze weerstand verbeteren, en ons voor ontstekingen behoeden. Gezonde vetten moeten bovendien de in vet oplosbare vitaminen leveren.
Eiwitten zitten zowel in dierlijke als in plantaardige levensmiddelen, al kan onze stofwisseling het dierlijk eiwit, dat alle essentiële aminozuren in een grote hoeveelheid levert, optimaal benutten (ze hebben een hoge biologische waarde). Net als koolhydraten levert 1 gram eiwit 4 kcal energie. Toch moet je geen eiwitten nuttigen om de energie die ze leveren. Eiwitten heb je nodig voor hun opbouwende (of anabole) functie. Onophoudelijk vernieuwen en herstellen eiwitten al onze cellen. Onze organen en andere weefsels – spieren, huid, gebit, bloed, nagels, haar, beenderen, kraakbeen, celmembranen – zijn uit cellen gegroeid; cellen zijn opgebouwd uit eiwitten. Eiwitten zijn zo onmisbaar omdat al onze cellen uit talloze eiwitcombinaties bestaan. Eiwitten bepalen, langs onze genen, de kleur van onze ogen, onze bloedgroep, erfelijke ziekten,… Zulke informatie zit verankerd in ons DNA, dat uniek is voor elke mens. Het hemoglobine eiwit is een transporteiwit. Het brengt zuurstof vanuit de longen naar onze energieverbruikende cellen waar zuurstof vereist is voor de verbranding van de macronutriënten. Andere transporteiwitten vervoeren vetstoffen, cholesterol, in vet oplosbare vitaminen, sommige mineralen (ijzer, zink, koper), en geslachtshormonen.
Ze vertonen een veelvoud aan gezonde kenmerken, en dat is typisch voor alle micronutriënten die je in natuurproducten aantreft. Geen enkele voedingstof die in de stofwisseling meetelt mag ontbreken, vitaminen voorop. Vaak zijn vitaminen, en ook mineralen cofactoren: ze helpen bij de afbraak van de macronutriënten (katabolisme), en bij de omzetting tot lichaamseigen stoffen (anabolisme). Toch leveren ze zelf geen energie. Vast staat dat ze ons, net als vezels, tegen ziekten beschermen (ze beschrijven micronutriënten als beschermende stoffen). Ondanks de lage hoeveelheid die we ervan nodig hebben om de levensprocessen te laten plaatsvinden, kan je niet genoeg natuurproducten eten, want we kunnen alleen overleven als de micronutriënten in de drie hoofdmaaltijden verspreid zitten.
Ook water is van levensbelang, als transportmiddel bijvoorbeeld, dat alle voedingstoffen in de cellen brengt. Water dient ook om afvalstoffen af te voeren (water heeft een zuiverende functie). Water, met de mineralen natrium en kalium, voorkomen dat ons lichaam helemaal uitdroogt. Water is zo onmisbaar omdat de stofwisselingsprocessen alleen in aanwezigheid van vocht kunnen plaatsvinden. Ons lichaam bestaat voor zestig procent uit water, onze hersenen voor tachtig procent. Dagelijks gaat een deel van dat vocht verloren. We moeten het vochtverlies opnieuw aanvullen om niet te verschrompelen. Je kan je dorst het best laven aan water, dus daarvan drink je iedere dag een tot anderhalve liter. Daarbuiten helpen natuurproducten ons nog minstens een extra liter vocht op te nemen. Onder de natuurproducten zijn groenten en fruit de vochtleveranciers bij uitstek.
Het is mogelijk een zogenoemde optimale stofwisseling te bereiken, zolang we gevarieerd en volwaardig eten waarbij alle voedingstoffen voorhanden zijn om de stofwisselingsprocessen dusdanig te laten verlopen dat ze ons tegen ziekte beschermen. Dat kan omdat natuurproducten zijn opgebouwd uit een uniek mengsel van micro- en macronutriënten, elk met een eigen beschermende werking. Het zijn natuurproducten, van al de etenswaren, die voor basisvoedsel moeten doorgaan, een leven lang. Want gezond leven, dat moet je onderhouden. Voor een optimale stofwisseling is ook de hoeveelheid voedingstoffen van belang. Met hoeveel brandstoffen we onze stofwisseling dienen te voeden, hangt af van de basale stofwisseling, maar meer nog van hoeveel we bewegen: we moeten de brandstoffen die we uit ons voedsel halen zien kwijt te raken, door arbeid, of door sport. Anders krijg je overgewicht, dat weet iedereen. Dan is het niet ondenkbaar dat de hoeveelheid essentiële voedingstoffen voor iedereen verschillend is. Je moet weten dat ons metabolisme minder goed gaat werken door foute eetgewoonten bijvoorbeeld, en door stress, dat lang geen modewoord meer is. Leeftijd, onze fysieke toestand, onze leefwijze, de individuele stofwisseling en erfelijke eigenschappen spelen een rol. Als we de voedingswaarde van ons voedsel in calorieën of in joule uitdrukken, wordt het mogelijk om de energiebehoefte van elk individu te berekenen.
Ik zeg dat onvervalste levensblijheid het leven verlengt, terwijl stress gaat lopen met onze vitaminen. Kortom, van natuurproducten, bewegen én levensblijheid weten we dat ze de pijlers zijn waarop onze gezondheid steunt, dat terwijl overdaad en stress de wortels zijn van de welvaartsziekten van vandaag.
Basisvoedsel waartoe plantaardige en dierlijke natuurproducten behoren moet ons de micro- en macronutriënten leveren. Uit de macronutriënten halen we energie. Fitheid hangt samen met ons energieverbruik. Alleen met de nutriënten water, vezels, vitaminen en mineralen kunnen we ons tegen welvaartsziekten beschermen.
Sinds kort staat vlees op de lijst van kankerverwekkende stoffen. Het gaat om rood vlees en bewerkt vlees. De studies bevestigen het gevaar: vlees is een heuse trigger voor kanker, en meer bepaald voor darmkanker.
Er schuilt een groot gevaar in het voedingspatroon van welvaartsstaten. Als je goed kijkt naar de eetgewoonten in het rijke Westen, vallen twee dingen op: voedingsvezels vormen maar de helft van de hoeveelheid die ons wordt aanbevolen, maar van vlees eten we meer dan het dubbele van wat gezond is. Dat is het verschil met vroeger, toen niet iedereen elke dag vlees kon eten, omdat ze er de middelen niet voor hadden.
Voedingsmiddel | Dosis vit. E | Linoleenzuur | Linolzuur |
---|---|---|---|
2 eitjes | 2 mg | 1650 mg | 100 mg |
Mango | 3 mg | 67 mg | 9 mg |
7 hazelnoten | 3 mg | 60 mg | 4500 mg |
10 walnoten | 1,2 mg | 1,6 gr | 6,8 gr |
1 avocado | 1,3 mg | 165 mg | 1650 mg |
4 sneetjes brood van volgraanmeel: spelt, tarwe, rogge | 1 - 2 mg | -- | -- |
Als je op zoek gaat naar redenen waarom vlees gevaarlijk is voor darmkanker, dan vallen vier dingen op aan onze eetgewoonten:
☑ het dagelijkse gebruik van vleeswaren en vleesbereidingen
☑ het dagelijks gebruik van gemaksvoedsel waarin geraffineerde oliën voorkomen
☑ de afwezigheid van rauwkost
☑ de afwezigheid van vette vis in uw dieet
Als groenten bij iedere maaltijd wenselijk zijn, dan is rauwkost een noodzaak bij rood vlees. Zij die in kankeronderzoek bedreven zijn, zeggen ons dat we meer tomaten, peulvruchten, rauwkost in het algemeen, en fruit moeten eten. Zoals ze doen in mediterrane landen. Als je rondreist in landen met traditionele culturen, en je ziet kans door hun boomgaarden te wandelen, ontdek je al wat goed is om ons tegen beschavingsziekten te beschermen: druiven en perziken, abrikozen en citrusvruchten, olijven en amandelen, auberginen en courgetten, tomaten en paprika’s, pompoenen en peulvruchten, aromatische kruiden en uien. Het Hof van Eden zou ik het noemen, als het niet nu nog in werkelijkheid bestond. Onder de mediterrane zomerzon groeien de planten goed. Dat merken we aan hun kleuren. In de zon gerijpt hebben ze felle kleuren. Ze laten een hoop bio-actieve stoffen vermoeden, zo veel als nodig om ons tegen ziekten te beschermen. Je moet alleen maar hun aromatische geuren opsnuiven of je begint ervan te eten, en je begrijpt meteen: geen andere vruchten smaken zo intens als die in de mediterrane tuin gerijpt. Ik herken geen van die subtiele geuren en smaken in het fruit dat ik in de buurtwinkel koop. Daarmee vergeleken lijkt het fruit van bij ons in niets meer op wat we vroeger gekend hebben. De vruchten zijn nog wel herkenbaar aan hun kleur, maar hun smaak kun je niet meer savoureren. Daar hebben ze te weinig bio-actieve stoffen voor. Ze schijnen veel minder vitaminerijk te zijn dan hun oppervlakkige kleuren laten uitschijnen. Als ze geneeskracht missen, is ze eten zinloos. Aan een tomaat die vanbuiten rood getint is, maar aan de binnenkant alleen maar een vage rode kleur heeft, daar heb je niets aan: de smaak is te waterig om de bio-actieve stoffen te hebben die ons tegen beschavingsziekten beschermen. Daarvoor leggen steeds meer mensen voor zichzelf een moestuintje aan. Of ze vervangen sierhagen door een haag met struiken vol met bessen of appels. Wie ze eenmaal heeft gegeten, kan geen massafruit meer eten. De intense smaak is iets om nooit meer te vergeten. Voor een lage hoeveelheid calorieën hebben mediterrane zongerijpte vruchten het hoogste antioxidatief potentieel (ORAC). Zie hier enkele voorbeelden van hun uitwerking op de dikke darm.
☑ Olijven eten we voor hun hoge dosis oliezuur waar tweederde van het vet uit bestaat.
☑ Pompoenen en abrikozen hebben een hoge dosis van het pro-vitamine A. Het is de rijpe oranje kleur waaraan je caroteen kan onderscheiden. Het is ook caroteen die de pompoensoep oranje kleurt, en het is hetzelfde caroteen dat darmkanker helpt te voorkomen. Dat leren we uit onderzoek.
☑ Auberginen hebben de rood-paarse kleur van anthocyanen, een stof die tot de diverse groep van uitermate geneeskrachtige flavonoïden behoort. Sommige flavonoïden kleuren vruchten paars, andere rood, zwart of blauw. Het zijn anthocyanen die ook in druiven, bramen, frambozen en bosbessen zitten, telkens hun kleuren naar blauw, zwart of rood omslaan. Diezelfde anthyocyanen hebben dat dieprode effect op kersen (morellen bijvoorbeeld), teken dat ze rijp zijn. Het belangrijkste is nog dat anthocyanen dat onophoudelijk ritme waarmee kankercellen delen, doen stoppen.
We vinden de bio-actieve stoffen ook in onze eigen groenten terug. Spinazie heeft caroteen in hoge dosis; in rode kool zit een grote hoeveelheid anthocyanen, herkenbaar aan de rood-paarse kleur. Sla, broccoli, ui en groene kool hebben quercitine, een ander flavonoïde; quercitine dient nog voor iets anders, namelijk om ons tegen ontstekingen, van het soort dat tot kanker kan leiden, te beschermen. Een even effectieve stof, als het over kankerbestrijding gaat, is kaemferol. Je vindt deze flavonoïde in prinsessenbonen, spruitjes, broccoli, zwarte en blauwe bessen, framboos, bramen, appels en in de steenvruchten – pruimen en abrikozen, perziken en kersen.
Samengevat: Als het zo is dat vlees darmkanker veroorzaakt, dan kan dat niet losstaan van de afwezigheid van antioxidanten in onze maaltijden. En van vezels.
Zeker is dat vezelarm eten tot divertikels leidt. Dat zit zo: vezels geven de prikkel die de dikke darm tot bewegen aanzet. Meer zelfs, vezels leggen de dikke darm contracties op die elkaar in een gelijkmatig tempo opvolgen. Als die prikkel wegvalt, verstopt de dikke darm, en verhardt de ontlasting. Daar komen onregelmatige darmsamentrekkingen uit voort. Tegelijk verhoogt de druk. Een hoge druk maakt dat het darmslijmvlies tussen de spierlaag door naar buiten uitstulpt (divertikel) bij elke contractie van de dikke darm. Dat moet je zien te voorkomen. Alles wat er zich in divertikels nestelt zijn voedselresten waarin bacteriën gaan woekeren die zich met de voedselresten voeden. Daarvan krijg je ontstekingen. Dat is waarom de dikke darm vezels nodig heeft. Vezels zitten in alle volle granen en noten, fruit en groenten, op een plek ergens vlakbij de schil. De aanbeveling is niet min – elke dag dertig gram. Het is om darmproblemen te voorkomen, dat er meer vezels nodig zijn dan die je uit één maaltijd haalt. Daarom eet je ook fruit, liefst bio, ongeschild of dun geschild. Begin er al ’s ochtens mee: oplosbare en onoplosbare vezels haal je ook uit volgranenbrood, en een notenpasta van amandel bijvoorbeeld; bij de lunch heb je de keuze tussen rauwkost, soep, of aardappelsla; eet tussendoor fruit, noten of soep; en serveer bonen of een andere bereide groente bij de warme maaltijd.
Samengevat: Als het over darmkanker gaat heb je geen keuze – als je verslaafd bent aan vlees of gemaksvoedsel, maar van groenten en fruit minieme hoeveelheden oppeuzelt, dan ga je vroeg of laat ondervinden hoe de schadelijke stoffen, die na de afbraak van eiwitten en linolzuur overblijven, op de dikke darm inwerken. Als je vlees eet, neem dan een kleine portie, eet liever vers vlees dan vleeswaren, en neem er altijd buitensporige hoeveelheden groenten bij. Meer heb ik over dit onderwerp niet te vertellen. Behalve nog dit: kijk naar de onderstaande tabel en zie zelf hoe schrikwekkend ver linolzuur (omega 6) en linoleenzuur (omega 3) in etenswaren uiteen kunnen liggen.
Voedingsmiddel | omega 3 (gr/100gr) | omega 6 (gr/100gr) | verhouding omega 3/omega 6 |
---|---|---|---|
Haring | 2.6 | 0.3 | 9/1 |
Bacon | 0.5 | 3.7 | 1/8 |
Eend | 0 | 3.9 | 0/4 |
Rundsgehakt, rauw | 0.1 | 0.3 | 1/3 |
Varkensgehakt, rauw | 0.2 | 1.5 | 1/8 |
Bloedworst | 2.890 | 0.245 | 1/12 |
Hamburger, rauw | 0.1 | 0.3 | 1/3 |
Kalfsentrecote | 0.1 | 0.3 | 1/3 |
Kip met vel, rauw | 0.4 | 3.2 | 1/8 |
Kip zonder vel, rauw | 0.2 | 1.4 | 1/7 |
Lamsbout | 0.1 | 0.2 | 1/2 |
Runderentrecote, rauw | 0.04 | 0.1 | 1/3 |
Rundertartaar, rauw | 0.02 | 0.1 | 1/5 |
Rundsrosbief, gebakken | 0.1 | 0.4 | 1/4 |
Braadworst | 0.4 | 2.5 | 1/6 |
Beenham | 0.1 | 0.4 | 1/4 |
Spek, rauw | 0.73 | 5.4 | 1/7 |
Varkenshaas, rauw | 0.04 | 0.3 | 1/8 |
Worst, salami | 0.25 | 2.4 | 1/10 |
Smeerleverworst | 0.39 | 3.1 | 1/8 |
Schapenvlees met < 10 gram vet, rauw | 0.1 | 0.2 | 1/2 |
Boter | 0.5 | 1.1 | 1/2 |
Margarine, met 17-24 gram verzadigde vetzuren | 3.1 | 22.4 | 1/7 |
Olijfolie | 0.1 | 7.4 | 1/15 |
Olijven in blik/glas | 0.5 | 0.8 | 1/8 |
Becel | 0.2 | 64.3 | 1/321 |
Zonnebloemolie | 0.2 | 62.1 | 1/310 |
Maiskiemolie | 0.8 | 54.2 | 1/68 |
Sojaolie | 5.8 | 51.8 | 1/9 |
Arachideolie | 01 | 30.9 | 1/309 |